debacle
Nederlands
Woordafbreking
- de·ba·cle
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ondergang’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1912 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | debacle | debacles |
verkleinwoord | debacletje | debacletjes |
Zelfstandig naamwoord
debacle v/m en o
- een bijzonder slecht aflopende gebeurtenis
- Na dat debacle had hij niet veel meer te verliezen.
Afgeleide begrippen
- miljardendebacle. beursdebacle
Gangbaarheid
- Het woord debacle staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'debacle' herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.