debacle

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·ba·cle
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ondergang’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1912 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord debacle debacles
verkleinwoord debacletje debacletjes

Zelfstandig naamwoord

debacle v/m en o

  1. een bijzonder slecht aflopende gebeurtenis
    • Na dat debacle had hij niet veel meer te verliezen. 
Afgeleide begrippen
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord debacle staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.