verliespost
Nederlands
Woordafbreking
- ver·lies·post
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van verlies zn en post zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verliespost | verliesposten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
verliespost m [1]
- (boekhouding) een boekhoudpost met negatieve waarde
- De totale verliespost waar het Europese rapport van spreekt, is er niet meteen. Die bouwt zich in de loop van de jaren op.[2]
- Zeker wanneer hoog boven het hoofd van de jonge werknemer die de reusachtige verliespost ontdekte, de opperbazen hun helikopter laten landen op het dak.[3]
- Zonder deze incidentele verliesposten maakte de verzekeringspoot van het bedrijf een winst van 124 miljoen euro, een forse daling ten opzichte van 2012 toen nog een winst van 402 miljoen euro werd behaald.[4]
Gangbaarheid
- Het woord verliespost staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'verliespost' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia Frans Boogaard 11-JANUARI-2017
- Volkskrant Berend Jan Bockting 2 februari 2017
- NRC Tom Kreling 13 februari 2014
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.