ven

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ven    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ven
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘meertje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 918 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord ven vennen
verkleinwoord vennetje vennetjes

Zelfstandig naamwoord

ven o

  1. (geologie) ondiep meertje op zandgrond
    • Er lag een prachtig vennetje tussen bos en heide. 

Gangbaarheid

  • Het woord ven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Deens

Zelfstandig naamwoord

ven g

  1. vriend


Limburgs

Uitspraak
enkelvoud meervoud
bepaald geheel venne venner
gemut. - -
onbepaald geheel ven ven(ner)
gemut. - -
  • IPA: /væn/ (Etsbergs)

Voorzetsel

ven + datief

  1. van
  2. uit
  3. vandaan


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
venir

ven

  1. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van venir
vervoeging van
ver

ven

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van ver
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.