veldloper
1. renner op parkoersen buiten, met natuurlijke hindernissen
Nederlands
Woordafbreking
- veld·lo·per
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van veldlopen met het achtervoegsel -er, op te vatten als samenstelling van veld zn en loper zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | veldloper | veldlopers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
veldloper m
- (sport) renner op parkoersen buiten, met natuurlijke hindernissen
- Bekele is de beste veldloper aller tijden, met elf mondiale crosstitels: zes op de lange afstand en vijf op de korte. [1]
Gangbaarheid
- Het woord veldloper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'veldloper' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Kibet wordt vijfde bij Nederlands debuut (31 maart 2008) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2017-07-02
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.