vedel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ve·del
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘snaarinstrument’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord vedel vedels
verkleinwoord vedeltje vedeltjes

Zelfstandig naamwoord

vedel v

  1. (muziekinstrument), (verouderd) een eenvoudig strijkinstrument in verschillende uitvoeringen
    • De vedel is een voorloper van de huidige viool. 
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
vedelen

vedel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vedelen
    • Ik vedel. 
  2. gebiedende wijs van vedelen
    • Vedel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vedelen
    • Vedel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord vedel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
31 %van de Nederlanders;
34 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Volapük

Zelfstandig naamwoord

vedel

  1. woensdag


Dagen in het Volapük
mudel
maandag
tudel
dinsdag
vedel
woensdag
dödel
donderdag
fridel
vrijdag
zädel
zaterdag
sudel
zondag
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.