vedel
Nederlands
Woordafbreking
- ve·del
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘snaarinstrument’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vedel | vedels |
verkleinwoord | vedeltje | vedeltjes |
Zelfstandig naamwoord
vedel v
- (muziekinstrument), (verouderd) een eenvoudig strijkinstrument in verschillende uitvoeringen
- De vedel is een voorloper van de huidige viool.
Vertalingen
1. vedel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vedelen |
vedel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vedelen
- Ik vedel.
- gebiedende wijs van vedelen
- Vedel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vedelen
- Vedel je?
Gangbaarheid
- Het woord vedel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vedel' herkend door:
31 % | van de Nederlanders; |
34 % | van de Vlamingen. |
Volapük
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.