vastentijd
Nederlands
Woordafbreking
- vas·ten·tijd
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vasten en tijd
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vastentijd | vastentijden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
vastentijd m [1]
- tijd waarin gevast wordt
- christelijke (religie) veertigdagentijd, periode van veertig dagen tussen Aswoensdag en Pasen waarin gevast wordt
Gangbaarheid
- Het woord vastentijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.