vakantiejob
Nederlands
Woordafbreking
- va·kan·tie·job
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vakantie zn en job zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vakantiejob | vakantiejobs |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
vakantiejob m
- een tijdelijk baantje van een scholier of student in de (zomer)vakantie of andere vrije tijd
- Leerlingen die zich inschrijven voor het specialisatiejaar Product- en Procesassistent Voeding in Ter Groene Poorte in Brugge, weten nu al dat ze in de zomer van 2019 geen vakantiejob zullen moeten zoeken. Want wie slaagt, krijgt behalve een diploma ook een arbeidscontract van minstens zes maanden. Bovendien kunnen ze dat bedrijf zelf uitkiezen op een jobbeurs in het begin van het schooljaar.[1]
- „Of je nu werkt voor een vakantie, een mobieltje of om te sparen: een vakantiejob moet leuk én veilig zijn”, maande Eski vorige week bij de lancering van het CNV-meldpunt. „Een vakantiejob is voor veel jongeren het eerste stapje op de arbeidsmarkt. Dan kun je nog niet verwachten dat ze al weten wat wel en niet mag.”[2]
Gangbaarheid
- Het woord vakantiejob staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vakantiejob' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- de Standaard WOENSDAG 7 MAART 2018 Geslaagde studenten krijgen arbeidscontract
- de Telegraaf Jongere weinig ’werkwijs’ Jongere weinig ’werkwijs’
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.