umlaut
Nederlands
Woordafbreking
- um·laut
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘vocaalwijziging o.i.v. een klank in de volgende lettergreep’ voor het eerst aangetroffen in 1846 [1]
- Afkomstig van het Duitse naamwoord Umlaut.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | umlaut | umlauten |
verkleinwoord | umlautje | umlautjes |
Zelfstandig naamwoord
umlaut m
- (taalkunde) een diakritisch teken in de vorm van twee puntjes dat in onder andere het Duits gebruikt wordt om aan te geven dat een klinker om grammaticale redenen een andere klank gekregen heeft
- Je was een paar umlautjes vergeten in je Duitse proefwerk.
- (taalkunde) een vorm van klinkerharmonie waarbij een klinker in de ene lettergreep veranderd wordt door een klinker in de volgende
- Door toevoeging van het achtervoegsel "-ti" aan "lang" is in het Nederlands het woord "lengte" ontstaan, omdat de i-klinker van "-ti" een umlaut van de a-klinker teweeggebracht heeft.
Vertalingen
1. een diacritisch teken
2. een vorm van klinkerharmonie
Gangbaarheid
- Het woord umlaut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'umlaut' herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.