uitzaaien
Nederlands
Woordafbreking
- uit·zaai·en
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit bw en zaaien ww
Werkwoord
uitzaaien [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitzaaien |
zaaide uit |
uitgezaaid |
zwak -d | volledig |
- zaden over een oppervlakte verspreiden
- De wetenschappers willen verschillende varianten van granen als emmertarwe, broodtarwe en spelt uitzaaien op proefveldjes. Op het ene veldje worden de granen biologisch geteeld met organische mest, zoals koeienpoep en plantenafval. Op het andere veldje krijgen de granen een reguliere behandeling met bestrijdingsmiddelen en kunstmest. Ook het bakproces van gistbrood en zuurdesembrood wordt nauwkeurig bestudeerd.[2]
- bij kanker dat de kanker op andere dan de oorspronkelijke plaats gaat groeien
- Dertig patiënten kregen de stof CpG-B ingespoten, die moest voorkomen dat de kanker zou terugkeren en uitzaaien. Twee van hen kregen jaren later alsnog uitzaaiingen en overleden aan de ziekte (7 procent).[3]
Synoniemen
- [1] rondstrooien, uitstrooien, verspreiden, zaaien
- [2] metastaseren, dissemineren
Vertalingen
2. bij kanker dat de kanker op andere dan de oorspronkelijke plaats gaat groeien
Gangbaarheid
- Het woord uitzaaien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'uitzaaien' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Volkskrant Aliette Jonkers 25 november 2016,
- Tubantia Hanneke van Houwelingen 02-OKTOBER-2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.