spreiden
Nederlands
Woordafbreking
- sprei·den
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘uiteenplaatsen, gelijkmatig verdelen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
spreiden |
spreidde |
gespreid |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
spreiden
- overgankelijk wijd uiteendoen
- Hij spreidde zijn benen en zette zich schrap.
Hyponiemen
- openspreiden, opspreiden, overspreiden, uitspreiden, verspreiden
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. wijd uiteendoen
Gangbaarheid
- Het woord spreiden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'spreiden' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.