uitslover

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·slo·ver
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uitslover uitslovers
verkleinwoord uitslovertje uitslovertjes

Zelfstandig naamwoord

uitslover m

  1. (pejoratief) iemand die zich op overdreven wijze inspant en dat ook duidelijk toont aan het boven hem gestelde gezag
    • Die uitslover haalde allemaal negens en tienen terwijl een zesje toch ook voldoende is. 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord uitslover staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.