tweetalig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • twee·ta·lig
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstellende afleiding van twee en taal met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen tweetalig
verbogen tweetalige
partitief tweetaligs

Bijvoeglijk naamwoord

tweetalig

  1. in twee talen, in twee talen kunnen spreken
    • In Nederland zijn er steeds meer middelbare scholen die tweetalig onderwijs geven. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord tweetalig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.