tweedekker
Nederlands
Woordafbreking
- twee·dek·ker
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vliegtuig’ voor het eerst aangetroffen in 1909 [1]
- Samenstellende afleiding van twee en dek met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tweedekker | tweedekkers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
tweedekker m voorwerp met twee dekken:
- (luchtvaart) vliegtuig met twee vleugels boven elkaar [2]
- bus met twee verdiepingen [3]
- (scheepvaart) schip met twee dekken [4]
Gangbaarheid
- Het woord tweedekker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tweedekker' herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "tweedekker" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- tweedekker op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.