dubbeldekker
![](../I/m/Crop_Duster.jpg)
dubbeldekker
Nederlands
Woordafbreking
- dub·bel·dek·ker
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘autobus met twee verdiepingen’ voor het eerst aangetroffen in 1976 [1]
- Samenstellende afleiding van dubbel en dek met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dubbeldekker | dubbeldekkers |
verkleinwoord | dubbeldekkertje | dubbeldekkertjes |
Zelfstandig naamwoord
dubbeldekker m
- (luchtvaart) een vliegtuig met twee evenwijdige vleugels boven elkaar
- Tussen de beide wereldoorlogen waren dubbeldekkers erg in zwang.
- (transport) bus of trein met twee niveaus waarin passagiers vervoerd kunnen worden
- In Londen rijden veel dubbeldekkers.
- De NS gebruikt steeds meer dubbeldekkers.
Afgeleide begrippen
- dubbeldeksbus, dubbeldeksweg, dubbeldekstrein, dubbeldeksrijtuig, dubbeldekssnelweg, dubbeldeksbrug
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord dubbeldekker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dubbeldekker' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.