tuttig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tut·tig
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van tut met het achtervoegsel -ig
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen tuttigtuttigertuttigst
verbogen tuttigetuttigeretuttigste
partitief tuttigstuttigers-

Bijvoeglijk naamwoord

tuttig

  1. stijf, niet de mode volgend vooral betrekking hebbend op vrouwen
    • Het tuttige meisje bleek heel erg goed te kunnen leren. Al dat modieuze gedoe kon haar gewoon niet boeien. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord tuttig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.