tuttig
Nederlands
Woordafbreking
- tut·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | tuttig | tuttiger | tuttigst |
verbogen | tuttige | tuttigere | tuttigste |
partitief | tuttigs | tuttigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
tuttig
- stijf, niet de mode volgend vooral betrekking hebbend op vrouwen
- Het tuttige meisje bleek heel erg goed te kunnen leren. Al dat modieuze gedoe kon haar gewoon niet boeien.
Gangbaarheid
- Het woord tuttig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tuttig' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.