turfhok
Nederlands
Woordafbreking
- turf·hok
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van turf zn en hok zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | turfhok | turfhokken |
verkleinwoord | turfhokje | turfhokjes |
Zelfstandig naamwoord
turfhok [1]
- donkere, oncomfortabele ruimte waarin turf werd bewaard
- Eigenlijk zou het concert dan plaats moeten hebben in het turfhok van de toen geheten Bakhuisschool (nu de Fontein), want uiteindelijk begonnen daar de eerste repetities van SDG. Dat was in 1930. [2]
- Hij volgde haar de kamer weer in, liep door naar de keuken en haalde de jenever uit het turfhok. „Wil je een borrel?” [3]
Gangbaarheid
- Het woord 'turfhok' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'turfhok' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia 25-03-06 Soli Deo Gloria viert uitgebreid feest
- NRC Frits Abrahams 7 mei 2008 De roeimachine
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.