tuinmeubel

Nederlands

tuinmeubel
Uitspraak
Woordafbreking
  • tuin·meu·bel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tuinmeubel tuinmeubels
tuinmeubelen
verkleinwoord tuinmeubeltje tuinmeubeltjes

Zelfstandig naamwoord

tuinmeubel o

  1. een meubel dat men kan gebruiken in de tuin en goed bestand is tegen de weersinvloeden
    • Nou, daarna was het nog net zo hard werken. Ze hadden een winkel in huishoudspullen en speelgoed en tuinmeubelen, dus het was altijd slepen en sjouwen.[1] 
    • De wachttijd voor bellers liep volgens Interpolis op tot ongeveer 35 minuten. Mensen belden vooral over schade aan hun huis. Zo zijn er veel dakpannen afgewaaid. Ook is veel melding gemaakt van bomen op de weg en weggewaaide tuinmeubelen.[2] 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord tuinmeubel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Het Parool HANS VAN DER BEEK 15 SEPTEMBER 2017 Het Danspaleis: zwieren met Beppie en Corrie
  2. de Telegraaf 18 jan. 2018 Stormschade fors meer dan 10 miljoen euro
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.