tuinhout

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tuin·hout
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tuinhout
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

tuinhout o [1]

  1. hout dat in de tuin wordt gebruikt (voor o.a. schuttingen en tuinmeubilair)
    • Beheerder Henk Pauwels heeft nu een eigen gereedschapsruimte waar ook ruimte is voor tuinhout en de vogelhuisjes. De vrijwilligers maken alles zelf. [2] 
    • De loods aan de Malkenschoten was ongeveer 600 vierkante meter groot en er werd tuinhout in opgeslagen. De brandweer kon voorkomen dat de brand oversloeg naar de naastgelegen kinderboerderij. [3] 

Gangbaarheid

  • Het woord 'tuinhout' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.