tuinfeest
Nederlands
![](../I/m/Tuinfeest.jpg)
tuinfeest
Woordafbreking
- tuin·feest
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van tuin en feest
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tuinfeest | tuinfeesten |
verkleinwoord | tuinfeestje | tuinfeestjes |
Zelfstandig naamwoord
tuinfeest o [1]
- bijeenkomst met vermaak voor gasten, die buiten een huis wordt gehouden, in de regel om een belangrijke gebeurtenis te vieren
- Toen in Duitsland de nazi’s aan het bewind kwamen en ook in Nederland nationalisme en racisme toenamen, kreeg de familie Van den Bergh het zwaar te verduren. Een vijfdaags tuinfeest dat Sam bij zijn villa in Wassenaar organiseerde om fondsen in te zamelen voor een landbouwkolonie in de zojuist drooggelegde Wieringermeerpolder, kwam hem op een felle aanval van de NSB te staan. In de kop van Noord-Holland werden joodse vluchtelingen omgeschoold tot landarbeiders met als uiteindelijk doel emigratie naar Palestina.[2]
Gangbaarheid
- Het woord tuinfeest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tuinfeest' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.