tuimelen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tui·me·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘buitelen’ voor het eerst aangetroffen in 1260 [1]
  • onderste boven vallen [2]

Werkwoord

tuimelen [3]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tuimelen
tuimelde
getuimeld
zwak -d volledig
  1. draaiend vallen
    • Maar de doodsheid van de gevels wordt meer dan gecompenseerd door het visuele feest van de neobarokke versieringen en vooral het mozaïek. Eerder ontwierpen twee van de drie ontwerpers van de passage, Arno Coenen en Iris Roskam, het spectaculaire tongewelf van de Markthal in Rotterdam waar fruit, groente en dieren uit de hemel naar beneden tuimelen. In de Beurpassage toont het mozaïek onder het motto ‘Amsterdam oersoep’ dieren en voorwerpen die men zoal in de Amsterdamse grachten aantreft. [4] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord tuimelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.