duikelen
Nederlands
Woordafbreking
- dui·ke·len
Woordherkomst en -opbouw
- frequentatief gevormd uit duiken met het achtervoegsel -el [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
duikelen |
duikelde |
geduikeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
duikelen
- ergatief over de kop rollen
- De snowboarder viel en duikelde naar beneden.
Verwante begrippen
- buitelen, voltigeren, kopje duikelen
Hyponiemen
- afduikelen, kopjeduikelen, koppeltjeduikelen, omduikelen, opduikelen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord duikelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'duikelen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.