tuberkel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tu·ber·kel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘knobbel’ voor het eerst aangetroffen in 1844 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord tuberkel tuberkels
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

tuberkel m [3]

  1. (medisch) kleine knobbel die bij tuberculose gevormd wordt
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord tuberkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
16 %van de Nederlanders;
13 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.