truffel
Nederlands
![](../I/m/Truffe_noire_du_P%C3%A9rigord.jpg)
truffel
Woordafbreking
- truf·fel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘paddestoelsoort’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1514 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | truffel | truffels |
verkleinwoord | truffeltje | truffeltjes |
Zelfstandig naamwoord
truffel v/m
- Tuber, een zwam die onder de grond op de wortels van bomen groeit
- een in cacao-poeder gewenteld balletje chocoladeschuim
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord truffel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'truffel' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.