trouwzaal
Nederlands
![](../I/m/Trouwzaal_stadhuis_Gouda.jpg)
trouwzaal in Gouda
Woordafbreking
- trouw·zaal
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van trouw ww en zaal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trouwzaal | trouwzalen |
verkleinwoord | trouwzaaltje | trouwzaaltjes |
Zelfstandig naamwoord
trouwzaal v/m [1]
- zaal waar burgerlijke huwelijken plaatsvinden, vaak maar niet altijd gelegen in het stadhuis
- Laat nou net Boomstra degene die zijn die helemaal niets met die media-aandacht moet hebben. Zijn secondant, te vergelijken met een assistent-coach, Wouter Sipma, vertelde eerder deze week dat Boomstra “snapt dat het erbij hoort”, maar dat je die normaal net zo goed in een gymzaal op een onbeduidende plek kunt neerzetten. Voor hem staat het bord centraal, hoe minder hoe afleiding hoe beter. En deze wereldtiteltour door het land onderscheidde zich ook door de wat uniekere locaties: de universiteit in Groningen, de stad waar Boomstra natuurkunde studeert, de trouwzaal van het stadhuis in Wageningen, de geboortestad van Groenendijk, en de vergaderzaal van de Eerste Kamer en een glazen huis op het Plein in Den Haag bijvoorbeeld. Boomstra speelde meerdere malen met oordoppen in, omdat hij gevoeliger is voor alles om hem heen dan Groenendijk. [2]
Gangbaarheid
- Het woord trouwzaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'trouwzaal' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.