trouwreis
Nederlands
Woordafbreking
- trouw·reis
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van trouwen ww en reis zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trouwreis | trouwreizen |
verkleinwoord | trouwreisje | trouwreisjes |
Zelfstandig naamwoord
trouwreis v/m [1]
- de reis die men maakt na de voltrekking van het huwelijk
- een reis die je maakt om te trouwen
- Trouwtoerisme “Het trekt ontzettend aan. Wij hebben tegenwoordig honderden stelletjes per jaar die in het buitenland trouwen”, zegt een woordvoerster van een groot reisbureau, dat een uitgebreid pakket trouwreizen in de aanbieding heeft. “In het Mexicaanse Cancun ligt letterlijk het huwelijksbootje al klaar”, verklaart de brochure, die daaraan toevoegt dat het 'galjoen'voor de gelegenheid is versierd en de bemanningsleden allemaal als piraat zijn verkleed.[2]
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.