trouwmis
Nederlands
Woordafbreking
- trouw·mis
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van trouw ww en mis zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trouwmis | trouwmissen |
verkleinwoord | trouwmisje | trouwmisjes |
Zelfstandig naamwoord
trouwmis v/m [1]
- (religie) eucharistieviering waarin men het sacrament van het huwelijk ontvangt in de katholieke kerk
- Eerst nadat pastoraal werkster Maroesjka Sleegers de verdiensten van het koor tot uitdrukking had gebracht. „Het koor is goud waard”, vertelde ze over de talloze keren dat het dameskoor opdraaft bij rouw- en trouwmissen, bij thema- en gebedsdiensten en bij jubileumvieringen. „Als het nodig is zelfs twee keer op een dag”, zei ze.[2]
- Als priester heeft hij al één resultaat geboekt. De muziek van Gordon en René Froger, die hij in zijn kennismakingstijd met de parochie tijdens een trouwdienst hoorde, zal er voortaan niet meer klinken.[3]
Gangbaarheid
- Het woord 'trouwmis' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia 11-MAART-2012
- Volkskrant HENK MULLER 2 november 1996
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.