trojka
Nederlands
Woordafbreking
- troj·ka
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Russisch, in de betekenis van ‘driemanschap’ voor het eerst aangetroffen in 1952 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trojka | trojka's |
verkleinwoord | trojkaatje | trojkaatjes |
Zelfstandig naamwoord
trojka v / m
- licht Russisch rijtuig met drie paarden bespannen, driespan
- nummer van paardendressuur
- (figuurlijk), (politiek) politieke leiding die bestaat uit drie (rechts-)personen
- De zogenoemde trojka van deskundigen keert de komende dagen terug naar Griekenland om te praten over de stand van zaken bij de noodzakelijke hervormingen
Gangbaarheid
- Het woord trojka staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'trojka' herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.