triptiek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trip·tiek
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘drieluik’ voor het eerst aangetroffen in 1862 [1]
  • afgeleid van het Griekse 'triptychon' -> 'ptuchè' (vouw) met het voorvoegsel tri-
enkelvoud meervoud
naamwoord triptiek triptieken
verkleinwoord triptiekje triptiekjes

Zelfstandig naamwoord

triptiek v

  1. drieluik
  2. (juridisch) uit drie delen bestaand document
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord triptiek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
68 %van de Nederlanders;
80 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.