triomferen
Nederlands
Woordafbreking
- tri·om·fe·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zegevieren’ voor het eerst aangetroffen in 1511 [1]
- afgeleid van het Franse triompher (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
triomferen |
triomfeerde |
getriomfeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
triomferen [3]
- inergatief de overwinning (triomf) behalen of behaald hebben, zegevieren
- Er werd die dag getriomfeerd.
Gangbaarheid
- Het woord triomferen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'triomferen' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.