triomfator
Nederlands
Woordafbreking
- tri·om·fa·tor
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘hij die een triomf viert’ voor het eerst aangetroffen in 1828 [1]
- Naamwoord van handeling van triomferen met het achtervoegsel -ator [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | triomfator | triomfatoren triomfators |
verkleinwoord | triomfatortje | triomfatortjes |
Zelfstandig naamwoord
triomfator m [3]
- overwinnaar
- (geschiedenis) een als overwinnaar ingehaalde en gevierde veldheer in het oude Rome
Gangbaarheid
- Het woord triomfator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'triomfator' herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.