traditioneel
Nederlands
Woordafbreking
- tra·di·ti·o·neel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘berustend op overlevering’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afkomstig uit Frans traditionnel
- samengesteld met traditie met het achtervoegsel -io en met het achtervoegsel -eel
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | traditioneel | traditioneler | traditioneelst |
verbogen | traditionele | traditionelere | traditioneelste |
partitief | traditioneels | traditionelers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
traditioneel
- zoals de gewoonte dat meebrengt, van oudsher gewoon
- Zij onthulde mij het traditionele recept, zoals het al eeuwenlang bestaat.
Afgeleide begrippen
- traditioneel-christelijk
Vertalingen
1. zoals de gewoonte dat meebrengt, van oudsher
Gangbaarheid
- Het woord traditioneel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'traditioneel' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.