topper
Nederlands
Woordafbreking
- top·per
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘korte damesmantel’ voor het eerst aangetroffen in 1948 [1]
- afgeleid van toppen met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | topper | toppers |
verkleinwoord | toppertje | toppertjes |
Zelfstandig naamwoord
topper m
- succesnummer
- (sport) belangrijke wedstrijd
- uitblinker, topfiguur
- toppereend, Aythya marila
een vogel uit de familie van Anatidae (zwanen, ganzen en eenden) - korte damesmantel
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord topper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'topper' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Deens
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
- top·per
Naar frequentie | 7072 |
---|
Werkwoord
topper
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van toppe
Noors
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
- top·per
Naar frequentie | 18827 |
---|
Werkwoord
topper
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van toppe
Nynorsk
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
- top·per
Zweeds
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Naar frequentie | 37198 |
---|
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.