toorts

Nederlands

Uitspraak

Geluid: toorts (hulp, bestand)

Woordafbreking

toorts

Woordherkomst en -opbouw

Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘fakkel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1376 [1]

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	toorts	toortsen
verkleinwoord	toortsje	toortsjes

Zelfstandig naamwoord

toorts v de

houten stok die aan de bovenkant in een brandbare stof gedrenkt is, brandend zorgt het voor verlichting

Synoniemen

fakkel

Vertalingen

1.

Deens: fakkel ^(da) g
Duits: Fackel ^(de) v
Engels: torch ^(en)
Esperanto: torĉo ^(eo)

Frans: flambeau ^(fr) m, toche ^(fr) v
Japans: 松明 ^(ja) (taimatsu)
Spaans: antorcha ^(es) v, hacha ^(es) v, tea ^(es) v

Gangbaarheid

Het woord toorts staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'toorts' herkend door:

94 %	van de Nederlanders;
94 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

Zie Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

"toorts" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.