toezichthouder
Nederlands
Woordafbreking
- toe·zicht·hou·der
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van toezicht en houder
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toezichthouder | toezichthouders |
verkleinwoord | toezichthoudertje | toezichthoudertjes |
Zelfstandig naamwoord
toezichthouder m
- een instelling of iemand die op iets toezicht ZOU MOETEN houden maar waarvan in de praktijk niet altijd te veel hoeft te worden verwacht (ook (beroep))
- De toezichthouder had nooit een bankvergunning mogen verlenen aan de bank omdat de leiding en de organisatie er onvoldoende waren
- Hoewel de toezichthouders talrijke mogelijkheden hadden om in te grijpen, stelden zij besluiten met opzet uit of namen zij alleen beslissingen die hunzelf goed uitkwamen
Gangbaarheid
- Het woord toezichthouder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.