toast

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  toast    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈtost/
Woordafbreking
  • toast
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘heildronk’ voor het eerst aangetroffen in 1807 [1]
  • van Engels toast [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord toast toasts
verkleinwoord toastje toastjes

Zelfstandig naamwoord

toast m

  1. (drinken) tegenover een groep met een geheven glas alcoholische drank in de hand een plechtige wens uitspreken, waarop alle leden als bekrachtiging een slok nemen
  2. (voeding) geroosterd brood
  3. (voeding) geroosterd sneetje brood
Synoniemen
  • heildronk
Afgeleide begrippen
  • [3] toastje (het verkleinwoord heeft een specifieke betekenis)

Werkwoord

vervoeging van
toasten

toast

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van toasten
  2. gebiedende wijs van toasten

Gangbaarheid

  • Het woord toast staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
toast toasts

Zelfstandig naamwoord

toast

  1. toast (geroosterd brood)
  2. heildronk, toost
vervoeging
onbepaalde wijs to toast
he/she/it toasts
verleden tijd toasted
voltooid
deelwoord
toasted
onvoltooid
deelwoord
toasting
gebiedende wijs toast

Werkwoord

toast

  1. roosteren
  2. toosten
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.