toast
Nederlands
Woordafbreking
- toast
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘heildronk’ voor het eerst aangetroffen in 1807 [1]
- van Engels toast [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toast | toasts |
verkleinwoord | toastje | toastjes |
Zelfstandig naamwoord
toast m
Synoniemen
- heildronk
Afgeleide begrippen
- [3] toastje (het verkleinwoord heeft een specifieke betekenis)
Gangbaarheid
- Het woord toast staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'toast' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Engels
Zelfstandig naamwoord
toast
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to toast |
he/she/it | toasts |
verleden tijd | toasted |
voltooid deelwoord |
toasted |
onvoltooid deelwoord |
toasting |
gebiedende wijs | toast |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.