thuiswerk
Nederlands
Woordafbreking
- thuis·werk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van thuis zn en werk zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | thuiswerk | - |
verkleinwoord | - | - |
Hyponiemen
- telethuiswerk
Afgeleide begrippen
- thuiswerkplek
Werkwoord
vervoeging van |
---|
thuiswerken |
thuiswerk
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuiswerken
- ... dat ik thuiswerk.
Gangbaarheid
- Het woord thuiswerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'thuiswerk' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.