thuisland

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • thuis·land
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Afrikaans, in de betekenis van ‘zelfstandig woongebied van de Bantoes’ voor het eerst aangetroffen in 1976 [1]
  • samenstelling van  thuis   en  land   [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord thuisland thuislanden
verkleinwoord thuislandje thuislandjes

Zelfstandig naamwoord

thuisland o

  1. (geschiedenis) een gebied met een beperkt zelfbestuur binnen Zuid-Afrika dat als woongebied voor de Bantoes aangewezen is
    • Het thuisland bevindt zich in Zuid-Afrika. 
Afgeleide begrippen
  • thuislandensysteem

Gangbaarheid

  • Het woord thuisland staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.