thesaurus

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • the·sau·rus
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘filologisch verzamelwerk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord thesaurus thesauri
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

thesaurus m

  1. een systematisch georganiseerde verzameling van begrippen uit een taal die zo is opgezet dat men eenvoudig een overzicht kan krijgen van woorden die soortgelijke betekenissen hebben
Verwante begrippen
  1. woordenschat
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord thesaurus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
76 %van de Nederlanders;
78 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.