thesaurus
Nederlands
Woordafbreking
- the·sau·rus
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘filologisch verzamelwerk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | thesaurus | thesauri |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
thesaurus m
- een systematisch georganiseerde verzameling van begrippen uit een taal die zo is opgezet dat men eenvoudig een overzicht kan krijgen van woorden die soortgelijke betekenissen hebben
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord thesaurus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'thesaurus' herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.