tapdans
![](../I/m/CCMDonation85.jpg)
1. dans waarbij ritmische klanken worden gemaakt door tikken op de grond met metalen plaatjes onder de schoenzolen
Nederlands
Woordafbreking
- tap·dans
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘een dans’ voor het eerst aangetroffen in 1950 [1]
- samenstelling van het Engelse tap (tik) en dans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tapdans | tapdansen |
verkleinwoord | tapdansje | tapdansjes |
Zelfstandig naamwoord
tapdans m
- (dans) dans waarbij ritmische klanken worden gemaakt door tikken op de grond met metalen plaatjes onder de schoenzolen, bij de hakken en bij de tenen
Verwante begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
tapdansen |
tapdans
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tapdansen
- Ik tapdans.
- gebiedende wijs van tapdansen
- Tapdans!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tapdansen
- Tapdans je?
Gangbaarheid
- Het woord tapdans staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tapdans' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.