tankpas
Nederlands
Woordafbreking
- tank·pas
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van tanken ww en pas zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tankpas | tankpassen |
verkleinwoord | tankpasje | tankpasjes |
Zelfstandig naamwoord
tankpas m
- kaart waarmee een werknemer op de kosten van de werkgever kan tanken
- Hij leaste een privé-auto voor een spotprijs en gebruikte jaren achtereen tankpassen waarmee hij zijn tank volgooide. Ook liet hij zich geregeld op luxe reisjes trakteren, waarop hij vaak zijn vrouw meenam. Met werk hadden deze tripjes niet veel te maken, heeft de rechtbank vastgesteld.[1]
- Ook liet de hoofdverdachte zijn woning verbouwen en zijn tuin inrichten op kosten van bedrijven aan wie hij opdrachten verstrekte. Verder hadden hij en zijn zoon een tankpas en ontvingen ze contant geld.[2]
Gangbaarheid
- Het woord tankpas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tankpas' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- de Telegraaf 22 feb. 2018
- de Telegraaf 23 mrt. 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.