tandprothese

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tand·pro·the·se
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tandprothese tandprotheses
tandprothesen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

tandprothese v [1]

  1. (medisch) een kunsttand die een verloren gegane tand vervangt
    • In de kelder van een praktijk voor tandprotheses in Best was het niet kies: daar is donderdag een professionele hennepkwekerij gevonden. De hennepkwekerij wordt door de politie omschreven als ’professioneel ingericht’.[2] 
    • Nadat de gevangene van het toilet was gekomen, werd hij in zijn cel opgewacht en door zijn medegevangene en een handlanger aangevallen en met een metalen voorwerp in het gezicht geslagen. Daardoor kwam een deel van de tandprothese in de keel van het slachtoffer terecht. De medeverdachte wordt later berecht.[3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord tandprothese staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 22 februari 2018
  3. de Telegraaf 18 jul. 2017
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.