prothese

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·the·se
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kunstledemaat’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1929 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord prothese prothesen
protheses
verkleinwoord prothesetje prothesetjes

Zelfstandig naamwoord

prothese v

  1. (medisch) een kunstmatig lichaamsdeel
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord prothese staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.