taks

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • taks
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘hondensoort’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1838 [1]
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vastgestelde hoeveelheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1389 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord taks taksen
verkleinwoord taksje taksjes

Zelfstandig naamwoord

taks m

  1. (zoogdieren) m dashond [2]

taks v / m [3]

  1. bepaalde hoeveelheid
  2. belasting, heffing
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • taksplaat, taksplichtig, taksvrij, tax-credit, taxplanning

Gangbaarheid

  • Het woord taks staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
80 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.