tacticus
Nederlands
Woordafbreking
- tac·ti·cus
Zelfstandig naamwoord
tacticus m [2]
- iemand die het aanvalsplan bedenkt en ten uitvoer brengt
- Pep Guardiola, in de Premier League onaantastbaar op weg naar de landstitel, maakte het als manager slechts driemaal eerder mee dat hij halverwege een duel drie treffers moest incasseren. Een van die keren, op 29 april 2014 als manager van Bayern München tegen Real Madrid, was bijzonder pijnlijk. Maar wat de Spaanse tacticus vanavond meemaakte, was misschien nog wel pijnlijker. [3]
- De Luxemburger was als trainer een vakman pur sang, een groot tacticus, maar ook en vooral een trainer-coach die voetbal wilde spelen in dienst van het publiek. [4]
- Of het ervaren collectief van tacticus Popovich goed genoeg zal zijn tegen de fysieke en individuele kracht van de Heat is de vraag, al kan de coach hoop putten uit de Conference-finale die Miami speelde. [5]
- iemand die zo voorzichtig met mensen omgaat dat hij zijn eigen zin op een vriendelijke manier weet door te drijven
- iemand die het plan van aanpak bepaalt
Synoniemen
- [1] veldheer, beleidsmaker, strateeg
- [3] pragmaticus
Gangbaarheid
- Het woord tacticus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tacticus' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- tacticus op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia Mikos Gouka 04-04-18 Liverpool pakt City in na gave show
- Tubantia 26-11-12 Bij Spitz Kohn ging belang van Twente voor eigenbelang
- Tubantia 06-06-13 Miami Heat favoriet in finale NBA
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.