suïcide
Nederlands
Woordafbreking
- su·i ci·de
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zelfmoord’ voor het eerst aangetroffen in 1757 [1]
- afgeleid van het Latijnse sui (zichzelf, zelf) met het achtervoegsel -cide [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | suïcide | suïcides |
verkleinwoord | - | - |
Gangbaarheid
- Het woord suïcide staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'suïcide' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.