surfles
Nederlands
Woordafbreking
- surf·les
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van surfen ww en les zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | surfles | surflessen |
verkleinwoord | surflesje | surflesjes |
Zelfstandig naamwoord
surfles v/m
- een les waarin je leert surfen
- 'Ik kreeg voor mijn 9e verjaardag een surfles cadeau. Daarna was ik meteen verkocht. Een jaar later keerden we terug naar Nederland en heb ik mezelf hier verder ontwikkeld. Ik heb inmiddels mijn havo-diploma gehaald en ben nu voorlopig alleen maar aan het surfen. Het is wel de bedoeling dat ik nog een thuisstudie ga doen.' [1]
- In de plaats Beervelde, in de buurt van Gent, reed het stel Eric (75) en Cecile (75) de parkeerplaats van de surfclub op. De twee wilden bij het water parkeren, zodat ze hun kleinkinderen konden bekijken, die op dat moment surfles volgden. [2]
Gangbaarheid
- Het woord 'surfles' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'surfles' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Tubantia 21-05-13 Kiran Badloe, uitdager olympisch kampioen DVR
- Tubantia Carst Vrakking 24-07-15 Belgische tieners redden bejaard stel uit zinkende auto
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.