surfer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sur·fer
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van surfen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord surfer surfers
verkleinwoord surfertje surfertjes

Zelfstandig naamwoord

surfer m

  1. (sport) iemand die surft
    • Hawaï, de geboorteplaats van het moderne surfen, is een paradijs voor surfers. 
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord surfer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Werkwoord

surfer

  1. (spreektaal) surfen (op internet)
  1. «Fred surfe sur son téléphone.»
    Fred surft op zijn mobiel. [1]

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.