strobed
Nederlands
Woordafbreking
- stro·bed
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van tro zn en hoed zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | strobed | strobedden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
strobed o [1]
- een bed van stro waarop men kan slapen
- ,,Vijf jaar geleden begonnen we een Bed & Breakfast met een groot strobed op de hooizolder. Dat was zo'n hit dat we er een strokasteel bijbouwden in de schuur ernaast. Ook dat liep als een trein. [2]
- een laag stro in een stal
- Veehouders moeten dit jaar veel meer geld neerleggen voor het strobed van hun dieren. Door het slechte zomerweer is de helft minder stro geoogst. Waar normaal 6 ton van een hectare komt, is dat nu zo'n 3 ton. Stro is schaars en daardoor duur. [3]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord strobed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'strobed' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia Sanne Riepema 15-10-15 Stormbestendige stro-iglo's op het Groningse platteland
- Het Parool 1 SEPTEMBER 2011 Helft minder stro geoogst door slecht weer
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.