stress

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stress
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘spanning’ voor het eerst aangetroffen in 1961 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord stress -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

stress m

  1. (medisch) (psychische) zware spanning, geestelijke druk (uit de omgeving)
    • "Veel stress op werk even schadelijk als passief roken" [3] 
    • Verpleegkundigen neonatologie en obstetrie van ZGT Almelo volgen een speciale cursus om stress bij te vroeg geboren kinderen te herkennen en te reduceren. Het moet leiden tot een prestigieus keurmerk.[4] 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord stress staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.