stouwer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stou·wer
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling stouwen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord stouwer stouwers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

stouwer m [1]

  1. (beroep) lader en losser van schepen (zowel als persoon of als onderneming)
    • De Ghent Container Terminal komt er door de samenwerking tussen de Vlaamse stouwer en logistieke groep Manuport, die actief is in de havens van Antwerpen en Gent, en de Finse containerrederij- en terminalholding Container Finance Ltd. Elk bedrijf financiert de helft van het project. De concessie loopt over een termijn van dertig jaar. [2] 
    • Tussen 1991 en 2006 hebben stouwers in de Belgische zeehavens afspraken gemaakt over kostprijsverhogingen. Dat blijkt uit onderzoek van het Auditoraat van de Raad voor de Mededinging. De bedrijven zelf kunnen nog reageren op het onderzoek. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord stouwer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
79 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.